Zwerfstenen
Inleiding:
Een groot gedeelte van de collectie bestaat uit zwerfstenen. Nederland heeft geen vaste rotsbodem. Daarom zijn de stenen in Nederland meestal ergens anders vandaan gekomen. Zij zijn hiernaar toe gebracht door rivieren en gletsjers. Ze hebben dus een tijdje "rondgezworven" voordat ze in Nederland kwamen.
In het museum wordt onderscheid gemaakt in Noordelijke en Zuidelijke zwerfstenen.
Noordelijke zwerfstenen:
Deze stenen zijn in de periode van de 3e IJstijd (Saaliën) naar Nederland gekomen door het ijs. Het ijs kwam uit Scandinavië (Denemarken en Zweden)
In dat ijs zaten de brokstukken van rotsen van het vaste land.
Het ijs kwam tot aan de lijn waar nu de steden  Haarlem - Utrecht - Nijmegen  liggen. (De zogenaamde HUN lijn) Er kwamen drie ijslobben naar Nederland. De ijslobben waren ongeveer 400 meter dik. In het midden van zo'n lob was het gewicht zo groot dat de bodem werd weggeduwd. Aan de zijkanten kwam de bodem weer omhoog. Zo zijn de Utrechtse heuvelrug, de Veluwe en de Sallandse heuvelrug ontstaan. Daartussen bevinden zich dalen, zoals het IJsseldal, waar nu de IJssel doorheen stroomt.
Door het schuiven veranderden de stenen: de kleinere werden als het ware tot klei "vermalen"  en de grotere werden wat ronder.
Toen het ijs ging smelten, bleven de resten (de morenen) liggen.
Dat proces is van grote invloed geweest op de vorming van de Nederlandse bodem.

Zuidelijke zwerfstenen:
Deze stenen zijn door de rivieren naar Nederland gebracht. Ze komen uit het zuiden en oosten van Europa (Uit Frankrijk en Duitsland). Deze stenen zijn over het algemeen eerder naar Nederland gekomen dan de Noordelijke.
Toen de gletsjers verdwenen, zijn de gletsjerbekkens opgevuld door Rijnafzetttingen.

Welke steen is dit?
Als u een steen vindt, dan kunt u zich afvragen waar deze oorspronkelijk vandaan komt. U kunt de kleur en de structuur onderzoeken. Deze gegevens vergelijkt u met het oorspronkelijke gesteente dat nog in land van herkomst ligt, het zogenaamde moedergesteente.   Zo kunt u bepalen met welke steen u te maken heeft, en welke reis deze heeft afgelegd. Een geoloog maakt vaak gebruik van boeken en collecties in diverse musea of gaat zelf naar het oorspronkelijke land.
Als u  een steen heeft, en u wilt weten wat het is, dan kunt u deze bij een bezoek aan het museum meebrengen. Dhr. Verhaard zal hier graag op  ingaan.


geslepen stenen
geslepen zwerfstenen
Stenen slijpen:
In het museum liggen stenen die bewerkt zijn. Deze zijn door midden gezaagd, geslepen en gepolijst. De steen is geen saaie, grijze massa, maar heeft vaak een prachtig scala aan structuren (insluitsels) en kleuren en hij heeft een hele reis achter de rug.